Veiligheid en risico’s

Een overzicht van de risico’s en complicaties bij verschillende technieken van borstvergroting vind je hieronder. Deze gegevens zijn gebaseerd op de ervaring bij duizenden vrouwen, gepubliceerd in wetenschappelijke studies. Er zijn verschillende risico’s en complicaties, maar de kans erop is in bijna alle gevallen erg klein. Borst operaties zijn veilig en voorspelbaar, maar net zoals bij alle operaties bestaat er een kans op ongewenste gebeurtenissen.

 

Genoemde percentages zijn gemiddelden uit wetenschappelijke publicaties en gepubliceerde richtlijnen. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend.


Borstvergroting met prothese of prothesewissel
Algemeen
Nabloeding 1%

 

Bij een nabloeding zwelt de borst op. Vrijwel altijd ontstaat dit binnen de eerste paar uur na de operatie, heel soms de volgende dag. Meestal is het pijnlijk. Bij een nabloeding ga je terug naar de operatiekamer, zodat de bloeding kan worden gestopt en de zwelling kan worden verwijderd. Het is vervelend als dit gebeurt, want je gaat opnieuw onder narcose, maar voor het eindresultaat heeft dit geen gevolgen. Er komen geen extra littekens.

Sluit
Infectie, met goed herstel 1%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Een infectie is vooral zorgelijk als er een prothese is geplaatst tijdens de operatie. Een prothese is namelijk lichaamsvreemd materiaal. Als daar eenmaal bacteriën op zitten, krijg je ze er niet meer af. In die gevallen moet de prothese worden verwijderd om de infectie te laten genezen. Pas enkele maanden later kan dan een nieuwe prothese worden geplaatst.

Sluit
Infectie, met verlies van operatieresultaat 0,5%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Een infectie is vooral zorgelijk als er een prothese is geplaatst tijdens de operatie. Een prothese is namelijk lichaamsvreemd materiaal. Als daar eenmaal bacteriën op zitten, krijg je ze er niet meer af. In die gevallen moet de prothese worden verwijderd om de infectie te laten genezen. Pas enkele maanden later kan dan een nieuwe prothese worden geplaatst

Sluit
Wondgenezingsprobleem 3%

Bij een borstvergroting met prothese is er een incisie van ongeveer 5 cm aan de onderkant van de borst. In sommige gevallen kan in de loop van enkele weken na de operatie een klein wondje in het litteken ontstaan. Meestal is er sprake van een hechtknoopje, dat niet onderhuids oplost, maar een weg naar buiten zoekt. Het gaatje is dan meestal 5 tot 10 mm groot. Er kunnen enige druppels wondvocht uitkomen. Deze wondjes genezen normaalgesproken vanzelf in 2 tot 3 weken tijd. Blijft een wondje bestaan, of lekt het flink uit de wond, dan moet door de plastisch chirurg gekeken worden of er geen diepere infectie met bacteriën is.

 

Sluit
Wondvocht (seroom) 2%

 

Wondvocht in de borst kan voorkomen na ieder type borstoperatie. Soms is het wondvocht alleen aan de binnenkant van de borst, en merk je dit door zwelling. Vaak lost het lichaam dit in de loop van enkele weken vanzelf op. Soms ontstaat spontaan een gaatje door de huid en lekt het wondvocht uit de wond. Normaalgesproken geneest zo’n wondje binnen enkele dagen vanzelf. In zeldzame gevallen is het nodig dat op het spreekuur een gaatje wordt geprikt door de huid heen, om zo het vocht te ontlasten. Wondvocht is vervelend, maar het uiteindelijke resultaat verandert er niet door.

Sluit
Vetnecrose 0,5%

 

Vetnecrose is het woord voor het afsterven van een stukje vetweefsel in de borst. Dit kan goedaardige verhardingen of knobbels in het borstweefsel veroorzaken.

Het komt vooral voor na een borstvergroting met lipofilling. Het is zeldzamer bij een borstlift of een vergroting met een borstprothese.

In de meeste gevallen gaat het om één of enkele gebieden van vetnecrose, meestal een paar mm tot een cm groot. Er kunnen hierdoor kleine cysten ontstaan, dat zijn ingekapselde stukjes vetnecrose. Deze zijn goedaardig.

Mocht een verharding in de borst een reden voor onzekerheid zijn, dan kan een echo worden gemaakt om te controleren of de oorzaak van de verharding inderdaad vetnecrose is.
Alleen in zeldzame gevallen is het nodig een gebied van vetnecrose te behandelen met een operatie.

Sluit
Tepelnecrose 0%

Tepelnecrose is het gedeeltelijk of geheel afsterven van de tepel met tepelhof. Het is een ernstige complicatie, met blijvende schade. Het komt alleen voor bij operaties met een borstlift en tepelverplaatsing, en niet bij een normale borstvergroting.

Sluit
Tepelintrekking 0,5%

Door het opereren in de borst kan er in zeldzame gevallen minder steun aan weefsel overblijven aan de achterzijde van de tepel. Ook kan er aan de binnenkant van de borst een trekkend litteken ontstaan. Daardoor kan een tepel inzakken of intrekken. Zo nodig, kan dit op later moment gecorrigeerd worden met een kleine operatie.

Sluit
Gevoelsvermindering 5%

Bij een borstvergroting is er een klein risico van verminderd gevoel in de tepels en in de huid van de borst. In de loop van het jaar na de operatie kan (een deel van) het gevoel weer terugkomen.

Sluit
Asymmetrie (ongelijkheid) tussen beide borsten 2%

Een klein verschil in grootte of positie tussen beide borsten bestaat bij vrijwel alle vrouwen. Na een operatie blijven er kleine verschillen bestaan. Een groot verschil kan storend zijn en is soms de reden om een correctie-operatie uit te voeren.

Sluit
Dog-ear (ezelsoor) 0%

Een dogear, ook wel ezelsoor genoemd, treedt nooit op bij een borstvergroting, maar kan wel optreden bij een borstlift. Een dogear is een verdikte plooi, net voorbij het eind van het litteken. Direct na de operatie is dit vaak te zien als een zwelling of uitstekend stukje weefsel aan de rand van de borst. Meestal trekken dogears spontaan weg in de loop van enkele maanden. Is dat niet zo, en blijft een ezelsoor bestaan als de wond helemaal genezen is, dan kan de overtollige huidplooi met een operatie onder plaatselijke verdoving worden weggehaald.

Sluit
Overmatige littekens (hypertrofie) 1%

Overmatige littekenvorming staat bekend als littekenhypertrofie of hypertrofische littekens. Deze littekens zijn dikker en donkerder, en ze kunnen jeuken. Ook verkleuring van de huid rondom de littekens komt voor. Heb je een sterk gepigmenteerde huid, dan is er een wat grotere kans op dikke littekens. Het is belangrijk om te weten dat normale littekenrijping 1 tot 1,5 jaar duurt. Bijna alle littekens zijn bijvoorbeeld 3 maanden na de operatie nog verdikt.

Bij overmatige littekenvorming kunnen siliconen pleisters helpen. De plastisch chirurg kan een recept uitschrijven.

Sluit
Pijn 3%

Pijn is normaal in de eerste weken na de operatie. Stekende pijn kan maanden aanhouden en is ook “normaal”. Bij operaties met lipofilling komt blijvende pijn, langer dan 1 jaar, eigenlijk niet voor. Bij operaties met een prothese is blijvende pijn een zeldzame complicatie. De oorzaak voor deze pijn is niet duidelijk, waardoor er geen gerichte behandeling bestaat.

Sluit
Kleinere kans op borstvoeding 2%

De kans op succesvol borstvoeding geven is vooral na een borstlift verlaagd. Normaal lukt het in Nederland ongeveer 70% van de vrouwen, die nooit geopereerd zijn, om borstvoeding te geven. Na een borstvergroting met prothese of lipofilling is de kans op succesvol borstvoeding geven wel iets verlaagd, maar niet veel. Bij deze operaties wordt er geen snede gezet in de tepelhof en het borstweefsel eronder. De normale verbindingen tussen de borstklier en tepel blijven dus bestaan, waardoor borstvoeding normaal zou moeten lukken.

Sluit
Allergische reactie 0,1%

Een allergische reactie heeft niet met de borstoperatie te maken, maar met het ondergaan van een ingreep onder narcose en de middelen die daarvoor nodig zijn. Een allergische reactie is zeldzaam en eigenlijk altijd goed te behandelen.

Sluit
Trombose 0,1%

Het risico op een trombosebeen is aanwezig bij elke operatie onder narcose. Een trombosebeen ontstaat door een bloedstolsel in de bloedvaten van het been. Dit stolsel kan naar de longen verplaatsen en daar een longembolie veroorzaken, waarbij een deel van de long geen bloedtoevoer meer krijgt. Gelukkig zijn trombosebenen en longembolieën in de meeste gevallen goed te behandelen.

Sluit
Onvrede met cosmetisch resultaat 2%

De tevredenheid over het resultaat van een borstvergroting is zeer hoog. Onderzoek toont aan dat 98% van de vrouwen tevreden is met het resultaat. Bijna alle vrouwen ervaren een toename in zelfverzekerdheid en een verbeterde kwaliteit van leven. In enkele gevallen kan het resultaat tegenvallen, en volledige garantie op tevredenheid kan dan ook niet gegeven worden.

Sluit
Prothese-gerelateerd
Kapselvorming < 5 jaar 3-19%

Kapselvorming treedt op wanneer het lichaam een stevige laag littekenweefsel (het kapsel) vormt rondom het borstimplantaat. Dit kapsel kan samentrekken of verharden, wat kan leiden tot ongemak en vervorming van de borst. Dat wordt kapselcontractuur genoemd. Uiteindelijk treedt kapselvorming bij alle geplaatste prothesen op. Soms al binnen enkele jaren, soms meer dan 20 jaar na plaatsen van de borstprothesen.

 

De exacte oorzaak van kapselvorming is niet volledig bekend, maar verschillende factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan ervan.

  1. Bloed- of vochtophopingen rond het implantaat.
  2. Bacteriële besmetting. Micro-organismen, zoals bacteriën, kunnen zogenaamde biofilms vormen op het implantaat.
  3. Sommige mensen hebben een genetische aanleg voor overmatige littekenvorming.

 

Kapselvorming wordt geclassificeerd in vier graden, bekend als de Baker-schaal:

Graad I: De borst voelt normaal aan en ziet er normaal uit.

Graad II: De borst is enigszins stevig, maar ziet er normaal uit.

Graad III: De borst is stevig en vervormd.

Graad IV: De borst is hard, pijnlijk en vervormd. Bij graad IV kapselvorming kan een operatie soms worden vergoed door de zorgverzekeraar.

 

De behandeling van kapselvorming is afhankelijk van de ernst. Bij pijnklachten of vervorming is eigenlijk alleen een hernieuwde operatie een oplossing. Het kapsel wordt dan ingesneden (capsulotomie) of volledig verwijderd (capsulectomie). Vrijwel altijd wordt het bestaande implantaat verwijderd, en als dat gewenst is, vervangen.

Sluit
Kapselvorming < 10 jaar 19-25%

Kapselvorming treedt op wanneer het lichaam een stevige laag littekenweefsel (het kapsel) vormt rondom het borstimplantaat. Dit kapsel kan samentrekken of verharden, wat kan leiden tot ongemak en vervorming van de borst. Dat wordt kapselcontractuur genoemd. Uiteindelijk treedt kapselvorming bij alle geplaatste prothesen op. Soms al binnen enkele jaren, soms meer dan 20 jaar na plaatsen van de borstprothesen.

 

De exacte oorzaak van kapselvorming is niet volledig bekend, maar verschillende factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan ervan.

  1. Bloed- of vochtophopingen rond het implantaat.
  2. Bacteriële besmetting. Micro-organismen, zoals bacteriën, kunnen zogenaamde biofilms vormen op het implantaat.
  3. Sommige mensen hebben een genetische aanleg voor overmatige littekenvorming.

 

Kapselvorming wordt geclassificeerd in vier graden, bekend als de Baker-schaal:

Graad I: De borst voelt normaal aan en ziet er normaal uit.

Graad II: De borst is enigszins stevig, maar ziet er normaal uit.

Graad III: De borst is stevig en vervormd.

Graad IV: De borst is hard, pijnlijk en vervormd. Bij graad IV kapselvorming kan een operatie soms worden vergoed door de zorgverzekeraar.

 

De behandeling van kapselvorming is afhankelijk van de ernst. Bij pijnklachten of vervorming is eigenlijk alleen een hernieuwde operatie een oplossing. Het kapsel wordt dan ingesneden (capsulotomie) of volledig verwijderd (capsulectomie). Vrijwel altijd wordt het bestaande implantaat verwijderd, en als dat gewenst is, vervangen.

Sluit
Lekkage / ruptuur 1% (per jaar)

Er is jaarlijks een kans van 1% op scheuren of lekken van de prothese. Dit kan soms zichtbaar of voelbaar zijn, en kan leiden tot kapselvorming als reactie. In sommige gevallen is de scheur echter niet van buitenaf merkbaar en wordt deze pas ontdekt bij een echo of MRI. Dit wordt een "silent rupture" genoemd.

Sluit
Zichtbare rimpeling of voelbaarheid 10%

Bij een slank postuur en dunne borsthuid kan een prothese door de huid zichtbaar rimpelen. Om dit risico te verminderen, wordt vaak gekozen voor de dual plane techniek. Hierbij wordt de prothese grotendeels achter de borstspier geplaatst, waardoor deze extra bescherming krijgt van een spierlaag. Dit maakt de prothese minder zichtbaar en voelbaar door de huid. Alleen het onderste deel van de prothese is bij deze techniek niet bedekt door de spier, waardoor deze aan de onderkant van de borst het makkelijkst voelbaar of zichtbaar is.

Sluit
Onjuiste positie, draaien of beweeglijkheid 2,5%

Na een borstvergroting hoort de prothese precies op zijn plek te blijven. Toch zijn er situaties, waarin dat niet het geval is. Ten eerste kan het aanspannen van de borstspier ervoor zorgen dat de prothese beweegt of draait. Meestal is dat een klein beetje en komt de prothese op de goede plek terug als de spier ontspant. Ten tweede kan er sprake zijn van een te ruime “pocket”. De pocket is de holte waarin de prothese ligt. De pocket kan te ruim zijn geworden doordat er zich na de operatie veel bloed of vocht heeft opgehoopt rondom de prothese. In die gevallen blijft er “te veel” ruimte over voor de prothese op het moment dat het bloed of vocht door het lichaam is opgenomen. De prothese kan dan draaien, bewegen of van zijn plek afschuiven. Is dat probleem er continu en geeft het klachten, dan kan dat alleen met een nieuwe operatie worden hersteld.

Sluit
Double bubble 3%

Bij een "double bubble" deformiteit zijn er twee onderste borst-welvingen in plaats van één. Er is sprake van een dubbele vouw of bobbel aan de onderzijde van de borst. Het komt meestal voor bij vrouwen die borstimplantaten achter de borstspier hebben laten plaatsen. Er zijn grofweg twee oorzaken. Ten eerste kan het implantaat niet goed gepositioneerd zijn. Ten tweede kan het eigen borstweefsel te slap zijn, waardoor het te ver over de prothese hangt. Behandeling van een double bubble lukt soms met massage van het weefsel, maar meestal is chirurgische correctie nodig. Daarbij moet het implantaat opnieuw gepositioneerd worden, of dient er aanpassing plaats te vinden van de borstplooi, of dient er een lift van het eigen borstweefsel te gebeuren.

Sluit
Bottoming-out 3%

Bij bottoming-out zakt de prothese onder de eigen borst uit. Er is dus een te lage positie van de prothese. Daardoor wijst de tepel van de borst juist omhoog. Een oplossing voor dit probleem is vrijwel altijd een nieuwe operatie, waarbij de borst-onderplooi verstevigd moet worden om het implantaat hoger te positioneren. Soms wordt hiervoor ook een interne beha gebruikt, gemaakt van eigen weefsel of een synthetisch matje. Bottoming-out komt vooral voor bij grotere prothesematen (door het zwaardere gewicht van de prothese) en het hebben van slapper weefsel ter plaatse van de borstonderplooi.

Sluit
Laat seroom 1%

In zeldzame gevallen, ontstaat er jaren na een borstoperatie een vochtophoping rond de prothese. Dit wordt seroom genoemd. De oorzaak hiervoor is onbelend. Meestal is het onschuldig en lost het zich vanzelf op. In sommige gevallen kan het seroom worden weggezogen met een naaldje. In enkele gevallen blijft het seroom zichzelf aanvullen en moet de ontstane seroomholte met een operatie worden verwijderd.

Sluit
Verstoorde mammografie 1%

In sommige gevallen is het met een prothese in de borst moeilijker om een mammografie (röntgenfoto van de borst) te beoordelen. In die gevallen, zal de radioloog adviseren om een echo- of MRI-onderzoek te doen. Daarmee kan ook met een prothese het borstweefsel goed beoordeeld worden.

Sluit
BIA-ALCL 0,02%

Breast Impant Associated - Anaplastic Large Cell Lymphoma, afgekort als BIA-ALCL, is een zeldzame vorm van het Non Hodgkin lymfoom (lymfeklier kanker). Dit lymfoom komt voor bij ongeveer 1:500.000 vrouwen per jaar. Het kan zich overal in het lichaam bevinden, waaronder in de borst. Vrouwen met borstimplantaten hebben een verhoogd risico op ALCL ten opzichte van vrouwen zonder borstimplantaten. De kans dat vrouwen met borstimplantaten ergens in het leven ALCL krijgen blijft alsnog erg klein. Tegen de tijd dat een vrouw met een borstimplantaat 50 jaar is geworden, is de kans dat zij deze ziekte heeft gekregen ongeveer 1 op 35.000. Dat wordt 1 op 7.000 tegen de tijd dat zij 75 jaar is. BIA-ALCL lijkt vaker voor te komen bij implantaten met een grove ruwing, zogenaamde macro-getextureerde implantaten. Toch komt BIA-ALCL bij alle typen implantaten voor, dus ook bij implantaten met minder ruwe of gladde oppervlaktes en bij polyurethaan-gecoate implantaten.

 

Het is nog niet bekend waarom enkele vrouwen het BIA-ALCL krijgen, terwijl de grote meerderheid van vrouwen met borstprothesen dit niet krijgt. Daar wordt veel onderzoek naar gedaan. BIA-ALCL is te herkennen aan het relatief snel groter worden van een borst met een borstimplantaat of het krijgen van een knobbel in de borst met een borstimplantaat. De meerderheid van vrouwen, die BIA-ALCL krijgt, is goed te behandelen.

Sluit
ASIA 0,1%

Autoimmune Syndrome Induced by Adjuvants (ASIA) betekent vrij vertaald dat het lichaam een afweerreactie oproept tegen een lichaamsvreemd materiaal. Een voorbeeld daarvan is een reactie van het lichaam op ingebrachte siliconen. Uit onderzoek blijkt dat een klein aantal vrouwen met siliconen borstimplantaten klachten heeft van vermoeidheid, gewrichtspijnen of concentratieproblemen. Deze klachten kunnen lijken op de klachten bij bekende ziekten van het immuunsysteem, zoals systemische lupus erythematodes, reumatoïde artritis, sclerodermie en andere artritisachtige ziektebeelden. Er is geen wetenschappelijk bewijs gevonden dat vrouwen met borstimplantaten een verhoogd risico op deze ziekten hebben. Deze ziekten lijken niet vaker voor te komen bij vrouwen met implantaten dan bij vrouwen zonder implantaten.

Sluit
Borstvergroting met lipofilling
Algemeen
Nabloeding 0%

Bij een nabloeding zwelt de borst op. Dit is bij lipofilling van borsten nog niet voorgekomen.

Sluit
Infectie, met goed herstel 0,5%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Sluit
Infectie, met verlies van operatieresultaat 0,5%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Sluit
Wondgenezingsprobleem 0,5%

Bij een borstvergroting met lipofilling is er vrijwel nooit sprake van problemen in wondgenezing.

Sluit
Wondvocht (seroom) 0%

Wondvocht in de borst kan in principe voorkomen na ieder type borstoperatie, al is het bij lipofilling van de borsten nog niet beschreven.

Sluit
Vetnecrose 3%

Vetnecrose is het woord voor het afsterven van een stukje vetweefsel in de borst. Dit kan goedaardige verhardingen of knobbels in het borstweefsel veroorzaken.

Het komt vooral voor na een borstvergroting met lipofilling.

In de meeste gevallen gaat het om één of enkele gebieden van vetnecrose, meestal een paar mm tot een cm groot. Er kunnen hierdoor kleine cysten ontstaan, dat zijn ingekapselde stukjes vetnecrose. Deze zijn goedaardig.

Mocht een verharding in de borst een reden voor onzekerheid zijn, dan kan een echo worden gemaakt om te controleren of de oorzaak van de verharding inderdaad vetnecrose is.
Alleen in zeldzame gevallen is het nodig een gebied van vetnecrose te behandelen met een operatie.

Sluit
Tepelnecrose 0%

Tepelnecrose is het gedeeltelijk of geheel afsterven van de tepel met tepelhof. Het komt niet voor bij lipofilling van borsten.

Sluit
Tepelintrekking 0%

Tepelintrekking komt niet voor na lipofilling van borsten.

Sluit
Gevoelsvermindering 1%

Bij een lipofilling van borsten is er een klein risico van verminderd gevoel in de tepels en in de huid van de borst. In de loop van het jaar na de operatie kan (een deel van) het gevoel weer terugkomen.

Sluit
Asymmetrie (ongelijkheid) tussen beide borsten 0,5%

Een klein verschil in grootte of positie tussen beide borsten bestaat bij vrijwel alle vrouwen. Na een operatie blijven er kleine verschillen bestaan. Een groot verschil kan storend zijn en is soms de reden om een correctie-operatie uit te voeren.

Sluit
Dog-ear (ezelsoor) 0%

Een dogear, ook wel ezelsoor genoemd, komt niet voor na borstvergroting met lipofilling.

Sluit
Overmatige littekens (hypertrofie) 0,5%

Overmatige littekenvorming staat bekend als littekenhypertrofie of hypertrofische littekens. Deze littekens zijn dikker en donkerder, en ze kunnen jeuken. Ook verkleuring van de huid rondom de littekens komt voor. Heb je een sterk gepigmenteerde huid, dan is er een wat grotere kans op dikke littekens. Het is belangrijk om te weten dat normale littekenrijping 1 tot 1,5 jaar duurt. Bijna alle littekens zijn bijvoorbeeld 3 maanden na de operatie nog verdikt.

Bij overmatige littekenvorming kunnen siliconen pleisters helpen. De plastisch chirurg kan een recept uitschrijven.

Bij lipofilling bestaan de littekens uit prikgaatjes. Overmatige littekens zijn dan ook erg zeldzaam.

Sluit
Pijn 0,5%

Pijn is normaal in de eerste weken na de operatie. Stekende pijn kan maanden aanhouden en is ook “normaal”. Bij operaties met lipofilling komt blijvende pijn, langer dan 1 jaar, eigenlijk niet voor.

Sluit
Kleinere kans op borstvoeding 2%

De kans op succesvol borstvoeding geven is vooral na een borstlift verlaagd. Normaal lukt het in Nederland ongeveer 70% van de vrouwen, die nooit geopereerd zijn, om borstvoeding te geven. Na een borstvergroting met prothese of lipofilling is de kans op succesvol borstvoeding geven wel iets verlaagd, maar niet veel. Bij deze operaties wordt er geen snede gezet in de tepelhof en het borstweefsel eronder. De normale verbindingen tussen de borstklier en tepel blijven dus bestaan, waardoor borstvoeding normaal zou moeten lukken.

Sluit
Allergische reactie 0,1%

Een allergische reactie heeft niet met de borstoperatie te maken, maar met het ondergaan van een ingreep onder narcose en de middelen die daarvoor nodig zijn. Een allergische reactie is zeldzaam en eigenlijk altijd goed te behandelen.

Sluit
Trombose 0,1%

Het risico op een trombosebeen is aanwezig bij elke operatie onder narcose. Een trombosebeen ontstaat door een bloedstolsel in de bloedvaten van het been. Dit stolsel kan naar de longen verplaatsen en daar een longembolie veroorzaken, waarbij een deel van de long geen bloedtoevoer meer krijgt. Gelukkig zijn trombosebenen en longembolieën in de meeste gevallen goed te behandelen.

Sluit
Onvrede met cosmetisch resultaat 2%

De tevredenheid over het resultaat van een borstvergroting is zeer hoog. Onderzoek toont aan dat 98% van de vrouwen tevreden is met het resultaat. Bijna alle vrouwen ervaren een toename in zelfverzekerdheid en een verbeterde kwaliteit van leven. In enkele gevallen kan het resultaat tegenvallen, en volledige garantie op tevredenheid kan dan ook niet gegeven worden.

Sluit
Verstoorde mammografie 5%

In sommige gevallen is het na lipofilling van de borst moeilijker om een mammografie (röntgenfoto van de borst) te beoordelen. In die gevallen, zal de radioloog adviseren om een echo- of MRI-onderzoek te doen.

Sluit
Borstlift met prothese
Algemeen
Nabloeding 2%

Bij een nabloeding zwelt de borst op. Vrijwel altijd ontstaat dit binnen de eerste paar uur na de operatie, heel soms de volgende dag. Meestal is het pijnlijk. Bij een nabloeding ga je terug naar de operatiekamer, zodat de bloeding kan worden gestopt en de zwelling kan worden verwijderd. Het is vervelend als dit gebeurt, want je gaat opnieuw onder narcose, maar voor het eindresultaat heeft dit geen gevolgen. Er komen geen extra littekens.

Sluit
Infectie, met goed herstel 3%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Een infectie is vooral zorgelijk als er een prothese is geplaatst tijdens de operatie. Een prothese is namelijk lichaamsvreemd materiaal. Als daar eenmaal bacteriën op zitten, krijg je ze er niet meer af. In die gevallen moet de prothese worden verwijderd om de infectie te laten genezen. Pas enkele maanden later kan dan een nieuwe prothese worden geplaatst.

Sluit
Infectie, met verlies van operatieresultaat 1%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Een infectie is vooral zorgelijk als er een prothese is geplaatst tijdens de operatie. Een prothese is namelijk lichaamsvreemd materiaal. Als daar eenmaal bacteriën op zitten, krijg je ze er niet meer af. In die gevallen moet de prothese worden verwijderd om de infectie te laten genezen. Pas enkele maanden later kan dan een nieuwe prothese worden geplaatst

Sluit
Wondgenezingsprobleem 5%

Bij een borstlift met prothese is het belangrijk om het onderscheid te maken tussen een oppervlakkig genezingsprobleem en een dieper genezingsprobleem. Bij een dieper probleem, is er het risico dat er een verbinding komt van de buitenkant naar de prothese. Als dat gebeurt, is er zeker sprake van een bacteriële infectie. Bij een borstlift met prothese is het daarom belangrijk om laagdrempelig op controle te komen.

Sluit
Wondvocht (seroom) 3%

 

Wondvocht in de borst kan voorkomen na ieder type borstoperatie. Soms is het wondvocht alleen aan de binnenkant van de borst, en merk je dit door zwelling. Vaak lost het lichaam dit in de loop van enkele weken vanzelf op. Soms ontstaat spontaan een gaatje door de huid en lekt het wondvocht uit de wond. Normaalgesproken geneest zo’n wondje binnen enkele dagen vanzelf. In zeldzame gevallen is het nodig dat op het spreekuur een gaatje wordt geprikt door de huid heen, om zo het vocht te ontlasten. Wondvocht is vervelend, maar het uiteindelijke resultaat verandert er niet door.

Sluit
Vetnecrose 4%

Vetnecrose is het woord voor het afsterven van een stukje vetweefsel in de borst. Dit kan goedaardige verhardingen of knobbels in het borstweefsel veroorzaken.

Het komt vooral voor na een borstvergroting met lipofilling. Het is zeldzamer bij een borstlift of een vergroting met een borstprothese.

In de meeste gevallen gaat het om één of enkele gebieden van vetnecrose, meestal een paar mm tot een cm groot. Er kunnen hierdoor kleine cysten ontstaan, dat zijn ingekapselde stukjes vetnecrose. Deze zijn goedaardig.

Mocht een verharding in de borst een reden voor onzekerheid zijn, dan kan een echo worden gemaakt om te controleren of de oorzaak van de verharding inderdaad vetnecrose is.
Alleen in zeldzame gevallen is het nodig een gebied van vetnecrose te behandelen met een operatie.

Sluit
Tepelnecrose 1%

Tepelnecrose is het gedeeltelijk of geheel afsterven van de tepel met tepelhof. Het is een ernstige complicatie, met blijvende schade. Het komt alleen voor bij operaties met een borstlift en tepelverplaatsing.

Sluit
Tepelintrekking 1%

Door het opereren in de borst kan er in zeldzame gevallen minder steun aan weefsel overblijven aan de achterzijde van de tepel. Ook kan er aan de binnenkant van de borst een trekkend litteken ontstaan. Daardoor kan een tepel inzakken of intrekken. Zo nodig, kan dit op later moment gecorrigeerd worden met een kleine operatie.

Sluit
Gevoelsvermindering 75%

Bij een borstlift is de kans op gevoelsvermindering of gevoelsverlies groot. Dit komt door de incisies, die rondom de tepelhof gemaakt moeten worden.

Sluit
Asymmetrie (ongelijkheid) tussen beide borsten 5%

Een klein verschil in grootte of positie tussen beide borsten bestaat bij vrijwel alle vrouwen. Na een operatie blijven er kleine verschillen bestaan. Een groot verschil kan storend zijn en is soms de reden om een correctie-operatie uit te voeren.

Sluit
Dog-ear (ezelsoor) 2%

Een dogear, ook wel ezelsoor genoemd, kan optreden bij een borstlift. Een dogear is een verdikte plooi, net voorbij het eind van het litteken. Direct na de operatie is dit vaak te zien als een zwelling of uitstekend stukje weefsel aan de rand van de borst. Meestal trekken dogears spontaan weg in de loop van enkele maanden. Is dat niet zo, en blijft een ezelsoor bestaan als de wond helemaal genezen is, dan kan de overtollige huidplooi met een operatie onder plaatselijke verdoving worden weggehaald.

Sluit
Overmatige littekens (hypertrofie) 4%

Overmatige littekenvorming staat bekend als littekenhypertrofie of hypertrofische littekens. Deze littekens zijn dikker en donkerder, en ze kunnen jeuken. Ook verkleuring van de huid rondom de littekens komt voor. Heb je een sterk gepigmenteerde huid, dan is er een wat grotere kans op dikke littekens. Het is belangrijk om te weten dat normale littekenrijping 1 tot 1,5 jaar duurt. Bijna alle littekens zijn bijvoorbeeld 3 maanden na de operatie nog verdikt.

Bij overmatige littekenvorming kunnen siliconen pleisters helpen. De plastisch chirurg kan een recept uitschrijven.

Sluit
Pijn 3%

Pijn is normaal in de eerste weken na de operatie. Stekende pijn kan maanden aanhouden en is ook “normaal”. Bij operaties met lipofilling komt blijvende pijn, langer dan 1 jaar, eigenlijk niet voor. Bij operaties met een prothese is blijvende pijn een zeldzame complicatie. De oorzaak voor deze pijn is niet duidelijk, waardoor er geen gerichte behandeling bestaat.

Sluit
Kleinere kans op borstvoeding 50%

De kans op succesvol borstvoeding geven is na een borstlift verlaagd. Normaal lukt het in Nederland ongeveer 70% van de vrouwen, die nooit geopereerd zijn, om borstvoeding te geven. Na een borstlift lukt dat naar schatting nog bij 30-40% van de vrouwen.

Sluit
Allergische reactie 0,1%

Een allergische reactie heeft niet met de borstoperatie te maken, maar met het ondergaan van een ingreep onder narcose en de middelen die daarvoor nodig zijn. Een allergische reactie is zeldzaam en eigenlijk altijd goed te behandelen.

Sluit
Trombose 0,1%

Het risico op een trombosebeen is aanwezig bij elke operatie onder narcose. Een trombosebeen ontstaat door een bloedstolsel in de bloedvaten van het been. Dit stolsel kan naar de longen verplaatsen en daar een longembolie veroorzaken, waarbij een deel van de long geen bloedtoevoer meer krijgt. Gelukkig zijn trombosebenen en longembolieën in de meeste gevallen goed te behandelen.

Sluit
Onvrede met cosmetisch resultaat 5%

De tevredenheid over het resultaat van een borstlift is zeer hoog. Onderzoek toont aan dat 95% van de vrouwen tevreden is met het resultaat. Bijna alle vrouwen ervaren een toename in zelfverzekerdheid en een verbeterde kwaliteit van leven. In enkele gevallen kan het resultaat tegenvallen, en volledige garantie op tevredenheid kan dan ook niet gegeven worden.

Sluit
Prothese-gerelateerd
Kapselvorming < 5 jaar 3-19%

Kapselvorming treedt op wanneer het lichaam een stevige laag littekenweefsel (het kapsel) vormt rondom het borstimplantaat. Dit kapsel kan samentrekken of verharden, wat kan leiden tot ongemak en vervorming van de borst. Dat wordt kapselcontractuur genoemd. Uiteindelijk treedt kapselvorming bij alle geplaatste prothesen op. Soms al binnen enkele jaren, soms meer dan 20 jaar na plaatsen van de borstprothesen.

 

De exacte oorzaak van kapselvorming is niet volledig bekend, maar verschillende factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan ervan.

  1. Bloed- of vochtophopingen rond het implantaat.
  2. Bacteriële besmetting. Micro-organismen, zoals bacteriën, kunnen zogenaamde biofilms vormen op het implantaat.
  3. Sommige mensen hebben een genetische aanleg voor overmatige littekenvorming.

 

Kapselvorming wordt geclassificeerd in vier graden, bekend als de Baker-schaal:

Graad I: De borst voelt normaal aan en ziet er normaal uit.

Graad II: De borst is enigszins stevig, maar ziet er normaal uit.

Graad III: De borst is stevig en vervormd.

Graad IV: De borst is hard, pijnlijk en vervormd. Bij graad IV kapselvorming kan een operatie soms worden vergoed door de zorgverzekeraar.

 

De behandeling van kapselvorming is afhankelijk van de ernst. Bij pijnklachten of vervorming is eigenlijk alleen een hernieuwde operatie een oplossing. Het kapsel wordt dan ingesneden (capsulotomie) of volledig verwijderd (capsulectomie). Vrijwel altijd wordt het bestaande implantaat verwijderd, en als dat gewenst is, vervangen.

Sluit
Kapselvorming < 10 jaar 19-25%

Kapselvorming treedt op wanneer het lichaam een stevige laag littekenweefsel (het kapsel) vormt rondom het borstimplantaat. Dit kapsel kan samentrekken of verharden, wat kan leiden tot ongemak en vervorming van de borst. Dat wordt kapselcontractuur genoemd. Uiteindelijk treedt kapselvorming bij alle geplaatste prothesen op. Soms al binnen enkele jaren, soms meer dan 20 jaar na plaatsen van de borstprothesen.

 

De exacte oorzaak van kapselvorming is niet volledig bekend, maar verschillende factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan ervan.

  1. Bloed- of vochtophopingen rond het implantaat.
  2. Bacteriële besmetting. Micro-organismen, zoals bacteriën, kunnen zogenaamde biofilms vormen op het implantaat.
  3. Sommige mensen hebben een genetische aanleg voor overmatige littekenvorming.

 

Kapselvorming wordt geclassificeerd in vier graden, bekend als de Baker-schaal:

Graad I: De borst voelt normaal aan en ziet er normaal uit.

Graad II: De borst is enigszins stevig, maar ziet er normaal uit.

Graad III: De borst is stevig en vervormd.

Graad IV: De borst is hard, pijnlijk en vervormd. Bij graad IV kapselvorming kan een operatie soms worden vergoed door de zorgverzekeraar.

 

De behandeling van kapselvorming is afhankelijk van de ernst. Bij pijnklachten of vervorming is eigenlijk alleen een hernieuwde operatie een oplossing. Het kapsel wordt dan ingesneden (capsulotomie) of volledig verwijderd (capsulectomie). Vrijwel altijd wordt het bestaande implantaat verwijderd, en als dat gewenst is, vervangen.

Sluit
Lekkage / ruptuur 1% (per jaar)

Er is jaarlijks een kans van 1% op scheuren of lekken van de prothese. Dit kan soms zichtbaar of voelbaar zijn, en kan leiden tot kapselvorming als reactie. In sommige gevallen is de scheur echter niet van buitenaf merkbaar en wordt deze pas ontdekt bij een echo of MRI. Dit wordt een "silent rupture" genoemd.

Sluit
Zichtbare rimpeling of voelbaarheid 10%

Bij een slank postuur en dunne borsthuid kan een prothese door de huid zichtbaar rimpelen. Om dit risico te verminderen, wordt vaak gekozen voor de dual plane techniek. Hierbij wordt de prothese grotendeels achter de borstspier geplaatst, waardoor deze extra bescherming krijgt van een spierlaag. Dit maakt de prothese minder zichtbaar en voelbaar door de huid. Alleen het onderste deel van de prothese is bij deze techniek niet bedekt door de spier, waardoor deze aan de onderkant van de borst het makkelijkst voelbaar of zichtbaar is.

Sluit
Onjuiste positie, draaien of beweeglijkheid 5%

Na een borstlift met prothesen hoort de prothese precies op zijn plek te blijven. Toch zijn er situaties, waarin dat niet het geval is. Ten eerste kan het aanspannen van de borstspier ervoor zorgen dat de prothese beweegt of draait. Meestal is dat een klein beetje en komt de prothese op de goede plek terug als de spier ontspant. Ten tweede kan er sprake zijn van een te ruime “pocket”. De pocket is de holte waarin de prothese ligt. De pocket kan te ruim zijn geworden doordat er zich na de operatie veel bloed of vocht heeft opgehoopt rondom de prothese. In die gevallen blijft er “te veel” ruimte over voor de prothese op het moment dat het bloed of vocht door het lichaam is opgenomen. De prothese kan dan draaien, bewegen of van zijn plek afschuiven. Is dat probleem er continu en geeft het klachten, dan kan dat alleen met een nieuwe operatie worden hersteld.

Sluit
Double bubble 1%

Bij een "double bubble" deformiteit zijn er twee onderste borst-welvingen in plaats van één. Er is sprake van een dubbele vouw of bobbel aan de onderzijde van de borst. Het komt meestal voor bij vrouwen die borstimplantaten achter de borstspier hebben laten plaatsen. Er zijn grofweg twee oorzaken. Ten eerste kan het implantaat niet goed gepositioneerd zijn. Ten tweede kan het eigen borstweefsel te slap zijn, waardoor het te ver over de prothese hangt. Behandeling van een double bubble lukt soms met massage van het weefsel, maar meestal is chirurgische correctie nodig. Daarbij moet het implantaat opnieuw gepositioneerd worden, of dient er aanpassing plaats te vinden van de borstplooi, of dient er een lift van het eigen borstweefsel te gebeuren.

Sluit
Bottoming-out 5%

Bij bottoming-out zakt de prothese onder de eigen borst uit. Er is dus een te lage positie van de prothese. Daardoor wijst de tepel van de borst juist omhoog. Een oplossing voor dit probleem is vrijwel altijd een nieuwe operatie, waarbij de borst-onderplooi verstevigd moet worden om het implantaat hoger te positioneren. Soms wordt hiervoor ook een interne beha gebruikt, gemaakt van eigen weefsel of een synthetisch matje. Bottoming-out komt vooral voor bij grotere prothesematen (door het zwaardere gewicht van de prothese) en het hebben van slapper weefsel ter plaatse van de borstonderplooi.

Sluit
Laat seroom 1%

In zeldzame gevallen, ontstaat er jaren na een borstoperatie een vochtophoping rond de prothese. Dit wordt seroom genoemd. De oorzaak hiervoor is onbelend. Meestal is het onschuldig en lost het zich vanzelf op. In sommige gevallen kan het seroom worden weggezogen met een naaldje. In enkele gevallen blijft het seroom zichzelf aanvullen en moet de ontstane seroomholte met een operatie worden verwijderd.

Sluit
Verstoorde mammografie 2%

In sommige gevallen is het met een prothese in de borst moeilijker om een mammografie (röntgenfoto van de borst) te beoordelen. In die gevallen, zal de radioloog adviseren om een echo- of MRI-onderzoek te doen. Daarmee kan ook met een prothese het borstweefsel goed beoordeeld worden.

Sluit
BIA-ALCL 0,02%

Breast Impant Associated - Anaplastic Large Cell Lymphoma, afgekort als BIA-ALCL, is een zeldzame vorm van het Non Hodgkin lymfoom (lymfeklier kanker). Dit lymfoom komt voor bij ongeveer 1:500.000 vrouwen per jaar. Het kan zich overal in het lichaam bevinden, waaronder in de borst. Vrouwen met borstimplantaten hebben een verhoogd risico op ALCL ten opzichte van vrouwen zonder borstimplantaten. De kans dat vrouwen met borstimplantaten ergens in het leven ALCL krijgen blijft alsnog erg klein. Tegen de tijd dat een vrouw met een borstimplantaat 50 jaar is geworden, is de kans dat zij deze ziekte heeft gekregen ongeveer 1 op 35.000. Dat wordt 1 op 7.000 tegen de tijd dat zij 75 jaar is. BIA-ALCL lijkt vaker voor te komen bij implantaten met een grove ruwing, zogenaamde macro-getextureerde implantaten. Toch komt BIA-ALCL bij alle typen implantaten voor, dus ook bij implantaten met minder ruwe of gladde oppervlaktes en bij polyurethaan-gecoate implantaten.

 

Het is nog niet bekend waarom enkele vrouwen het BIA-ALCL krijgen, terwijl de grote meerderheid van vrouwen met borstprothesen dit niet krijgt. Daar wordt veel onderzoek naar gedaan. BIA-ALCL is te herkennen aan het relatief snel groter worden van een borst met een borstimplantaat of het krijgen van een knobbel in de borst met een borstimplantaat. De meerderheid van vrouwen, die BIA-ALCL krijgt, is goed te behandelen.

Sluit
ASIA 0,1%

Autoimmune Syndrome Induced by Adjuvants (ASIA) betekent vrij vertaald dat het lichaam een afweerreactie oproept tegen een lichaamsvreemd materiaal. Een voorbeeld daarvan is een reactie van het lichaam op ingebrachte siliconen. Uit onderzoek blijkt dat een klein aantal vrouwen met siliconen borstimplantaten klachten heeft van vermoeidheid, gewrichtspijnen of concentratieproblemen. Deze klachten kunnen lijken op de klachten bij bekende ziekten van het immuunsysteem, zoals systemische lupus erythematodes, reumatoïde artritis, sclerodermie en andere artritisachtige ziektebeelden. Er is geen wetenschappelijk bewijs gevonden dat vrouwen met borstimplantaten een verhoogd risico op deze ziekten hebben. Deze ziekten lijken niet vaker voor te komen bij vrouwen met implantaten dan bij vrouwen zonder implantaten.

Sluit
Borstlift, met of zonder lipofilling
Algemeen
Nabloeding 2%

Bij een nabloeding zwelt de borst op. Vrijwel altijd ontstaat dit binnen de eerste paar uur na de operatie, heel soms de volgende dag. Meestal is het pijnlijk. Bij een nabloeding ga je terug naar de operatiekamer, zodat de bloeding kan worden gestopt en de zwelling kan worden verwijderd. Het is vervelend als dit gebeurt, want je gaat opnieuw onder narcose, maar voor het eindresultaat heeft dit geen gevolgen. Er komen geen extra littekens.

Sluit
Infectie, met goed herstel 2%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Bij een borstlift zonder prothesen, of bij een borstlift met lipofilling, is een infectie ook mogelijk. In die gevallen heeft het veel minder gevolgen. Er is dan namelijk geen lichaamsvreemd materiaal. De infectie kan vrijwel altijd goed behandeld worden met antibiotica.

Sluit
Infectie, met verlies van operatieresultaat 0,5%

Bij iedere operatie bestaat de kans op een bacteriële ontsteking. De borst wordt bij een infectie rood, warm en dik. Vaak krijg je koorts. Meestal kan een infectie met antibiotica behandeld worden, dat is bij oppervlakkige huidinfecties. Soms is een operatie nodig om het probleem te verhelpen, dat is bij diepere infecties.

Bij een borstlift zonder prothesen, of bij een borstlift met lipofilling, is een infectie ook mogelijk. In die gevallen heeft het veel minder gevolgen. Er is dan namelijk geen lichaamsvreemd materiaal. De infectie kan vrijwel altijd goed behandeld worden met antibiotica.

Sluit
Wondgenezingsprobleem 4%

Bij een borstlift is er meestal een anker-litteken. Het zwakste punt van de wond is het zogenaamde drielandenpunt. Op dit kruispunt, midden onder de borst, komen drie stukken huid bij elkaar. Hier zit na het hechten de meeste spanning op de wond. Een wondgenezingsprobleem kan ontstaan door deze spanning, maar ook doordat een onderhuidse hechtdraad niet goed oplost. Er kan dan een opening ontstaan van 1-2 cm. Meestal lekt er vocht uit de wond. Je verzorgt de wond door 2 keer per dag te spoelen met de douche. Een betadinegaasje of vetgaasje op de wond kan het beschermen. Doe een absorberend (maand)verband in de beha om het wondvocht op te vangen.

Het is vervelend als zo’n wondgenezingsprobleem optreedt, maar het geneest in de loop van enkele weken vanzelf. Het is niet mogelijk om dit soort wonden te hechten. Het uiteindelijke resultaat van het litteken wordt net zo goed, maar het duurt langer voor het helemaal genezen is.

Sluit
Wondvocht (seroom) 2%

Wondvocht in de borst kan voorkomen na ieder type borstoperatie. Soms is het wondvocht alleen aan de binnenkant van de borst, en merk je dit door zwelling. Vaak lost het lichaam dit in de loop van enkele weken vanzelf op. Soms ontstaat spontaan een gaatje door de huid en lekt het wondvocht uit de wond. Normaalgesproken geneest zo’n wondje binnen enkele dagen vanzelf. In zeldzame gevallen is het nodig dat op het spreekuur een gaatje wordt geprikt door de huid heen, om zo het vocht te ontlasten. Wondvocht is vervelend, maar het uiteindelijke resultaat verandert er niet door.

Sluit
Vetnecrose 4%

Vetnecrose is het woord voor het afsterven van een stukje vetweefsel in de borst. Dit kan goedaardige verhardingen of knobbels in het borstweefsel veroorzaken.

Het komt vooral voor na een borstvergroting of borstlift met lipofilling.

In de meeste gevallen gaat het om één of enkele gebieden van vetnecrose, meestal een paar mm tot een cm groot. Er kunnen hierdoor kleine cysten ontstaan, dat zijn ingekapselde stukjes vetnecrose. Deze zijn goedaardig.

Mocht een verharding in de borst een reden voor onzekerheid zijn, dan kan een echo worden gemaakt om te controleren of de oorzaak van de verharding inderdaad vetnecrose is.
Alleen in zeldzame gevallen is het nodig een gebied van vetnecrose te behandelen met een operatie.

Sluit
Tepelnecrose 1%

Tepelnecrose is het gedeeltelijk of geheel afsterven van de tepel met tepelhof. Het komt alleen voor bij operaties met een borstlift en tepelverplaatsing. Het is een ernstige complicatie, met blijvende schade.

 

Tijdens een borstlift is het nodig om een deel van de huid en het borstweefsel rond de tepel in te snijden om de lift te kunnen uitvoeren. Daarmee vermindert de bloedtoevoer naar de tepel. Normaal gesproken blijft er genoeg weefsel verbonden om de tepel van bloed te voorzien. Maar in zeldzame gevallen is dat te weinig bloedtoevoer, en “overleeft” de tepel dit niet. Er ontstaat dan een wond op de plaats van de tepel, die in de loop van enkele weken tot maanden geneest. Het kan dan nodig zijn om een tepelreconstructie uit te voeren. De kans op deze complicatie ligt bij een borstlift rond de 1%, maar bij heel erg hangende borsten is dit risico groter. Als er van tevoren een groot risico is op tepelnecrose, of als dit tijdens de operatie dreigt te ontstaan, dan is het nodig om de tepel en tepelhof tijdens de operatie als een dun huidtransplantaat op de borst te plaatsen. De succeskans op behoud van de tepel is hiermee ongeveer 75%. Er zal dan geen gevoel meer in de tepel zitten en ook het pigment zal lichter genezen dan dat het was.

Sluit
Tepelintrekking 1%

Door het opereren in de borst kan er in zeldzame gevallen minder steun aan weefsel overblijven aan de achterzijde van de tepel. Ook kan er aan de binnenkant van de borst een trekkend litteken ontstaan. Daardoor kan een tepel inzakken of intrekken. Zo nodig, kan dit op later moment gecorrigeerd worden met een kleine operatie.

Sluit
Gevoelsvermindering 75%

Bij een borstlift is de kans op gevoelsvermindering of gevoelsverlies groot. Dit komt door de incisies, die rondom de tepelhof gemaakt moeten worden.

Sluit
Asymmetrie (ongelijkheid) tussen beide borsten 3%

Een klein verschil in grootte of positie tussen beide borsten bestaat bij vrijwel alle vrouwen. Na een operatie blijven er kleine verschillen bestaan. Een groot verschil kan storend zijn en is soms de reden om een correctie-operatie uit te voeren.

Sluit
Dog-ear (ezelsoor) 2%

Een dogear, ook wel ezelsoor genoemd, kan optreden bij een borstlift. Een dogear is een verdikte plooi, net voorbij het eind van het litteken. Direct na de operatie is dit vaak te zien als een zwelling of uitstekend stukje weefsel aan de rand van de borst. Meestal trekken dogears spontaan weg in de loop van enkele maanden. Is dat niet zo, en blijft een ezelsoor bestaan als de wond helemaal genezen is, dan kan de overtollige huidplooi met een operatie onder plaatselijke verdoving worden weggehaald.

Sluit
Overmatige littekens (hypertrofie) 4%

Overmatige littekenvorming staat bekend als littekenhypertrofie of hypertrofische littekens. Deze littekens zijn dikker en donkerder, en ze kunnen jeuken. Ook verkleuring van de huid rondom de littekens komt voor. Heb je een sterk gepigmenteerde huid, dan is er een wat grotere kans op dikke littekens. Het is belangrijk om te weten dat normale littekenrijping 1 tot 1,5 jaar duurt. Bijna alle littekens zijn bijvoorbeeld 3 maanden na de operatie nog verdikt.

Bij overmatige littekenvorming kunnen siliconen pleisters helpen. De plastisch chirurg kan een recept uitschrijven.

Sluit
Pijn 1%

Pijn is normaal in de eerste weken na de operatie. Stekende pijn kan maanden aanhouden en is ook “normaal”. Blijvende pijn is zeldzaam.

Sluit
Kleinere kans op borstvoeding 50%

De kans op succesvol borstvoeding geven is vooral na een borstlift verlaagd. Normaal lukt het in Nederland ongeveer 70% van de vrouwen, die nooit geopereerd zijn, om borstvoeding te geven. Na een borstlift lukt dat naar schatting nog bij 30-40% van de vrouwen.

Sluit
Allergische reactie 0,1%

Een allergische reactie heeft niet met de borstoperatie te maken, maar met het ondergaan van een ingreep onder narcose en de middelen die daarvoor nodig zijn. Een allergische reactie is zeldzaam en eigenlijk altijd goed te behandelen.

Sluit
Trombose 0,1%

Het risico op een trombosebeen is aanwezig bij elke operatie onder narcose. Een trombosebeen ontstaat door een bloedstolsel in de bloedvaten van het been. Dit stolsel kan naar de longen verplaatsen en daar een longembolie veroorzaken, waarbij een deel van de long geen bloedtoevoer meer krijgt. Gelukkig zijn trombosebenen en longembolieën in de meeste gevallen goed te behandelen.

Sluit
Onvrede met cosmetisch resultaat 5%

De tevredenheid over het resultaat van een borstlift is zeer hoog. Onderzoek toont aan dat 95% van de vrouwen tevreden is met het resultaat. Bijna alle vrouwen ervaren een toename in zelfverzekerdheid en een verbeterde kwaliteit van leven. In enkele gevallen kan het resultaat tegenvallen, en volledige garantie op tevredenheid kan dan ook niet gegeven worden.

Sluit
Verstoorde mammografie 5%

In sommige gevallen is het na lipofilling van de borst moeilijker om een mammografie (röntgenfoto van de borst) te beoordelen. In die gevallen, zal de radioloog adviseren om een echo- of MRI-onderzoek te doen.

Sluit

Meteen een afspraak maken

Dat kan in Arnhem, Den-Bosch, Hilversum, en Utrecht